Meditatie

‘Hij heeft voor Zijn wonderen een gedachtenis gemaakt, de HEERE is genadig en barmhartig.’ (Psalmen 111:4).

Psalm 111 is een lofpsalm. Dat blijkt al uit het eerste woord: Halleluja! Dat wil zeggen: loof de HEERE. In alle tien verzen van deze psalm wordt de lof van God bezongen. De dichter komt er niet over uitgejubeld wie de HEERE is. Hij stapelt het éne woord op het andere. De verschillende zinnetjes van deze psalm beginnen allemaal met een volgende letter van het Hebreeuwse alfabet. Voor iedere letter is er een lofprijzing.
Waarschijnlijk is deze psalm gebruikt als een lied op de grote feesten. Daarbij is niet duidelijk te zeggen voor welk feest. Daarvoor is de inhoud van de psalm te onbepaald. Misschien is hij wel gezongen op élk van de drie grote Israëlitische feesten: het Paasfeest, het Wekenfeest (Pinksteren) en het Loofhuttenfeest.
We zien de vrome zanger staan in de tempel. ‘Ik zal de HEERE loven met heel mijn hart, in de kring van de oprechten en in hun gemeenschap.’ (vers 1). Te midden van de gemeente die opgekomen is om de HEERE te zoeken in Zijn heiligdom, bevindt zich ook de dichter. Zijn hart springt van vreugde op, als hij met de schare in het heiligdom staat. Hetzelfde ervoer de dichter van psalm 122: ‘Ik ben verblijd, wanneer zij tegen mij zeggen: Wij zullen naar het huis van de HEERE gaan!’ Ik denk ook aan psalm 84: ‘Hoe lieflijk hoe vol heilgenot, o Heer’ der legerscharen God, zijn mij Uw huis- en tempelzangen.’ Voor deze dichters was het een diep verlangen en een intense vreugde om in Gods huis te mogen zijn. Herkennen we dat? Is het zo wel eens onder de bediening van het Woord, omdat de Heilige Geest erin meekomt?
In de eredienst van de tempel overpeinst de dichter de grote werken van God. Juist op de feesten dacht men aan wat God gedaan had. Hoe Hij het volk geleid had uit het diensthuis van Egypte (Pasen), de wet had gegeven (Pinksteren) en door de woestijn had geleid (Loofhuttenfeest). Ook vierde men op die dagen de zegeningen die de HEERE in de landbouw gaf. Kortom, er was reden genoeg om de HEERE te danken. Voor wie terugdacht aan Gods sparende, leidende en zegenende hand, waren de feesten geestelijke hoogtijdagen! Want in Gods grote daden kwam Zijn wezen tot uitdrukking. Wie er aandachtig naar keek, zag er Zijn majesteit en glorie (vers 3), genade en barmhartigheid (vers 4), Zijn waarheid, recht en betrouwbaarheid (vers 7), Zijn oprechtheid (vers 8) in en tenslotte Zijn heiligheid en ontzagwekkendheid (vers 9).

Gods daden overdenken is nuttig en nodig. Daarom is het zo nodig om Gods Woord te lezen en biddend te overdenken. ‘Hij heeft voor Zijn wonderen een gedachtenis gemaakt.’ Maar niet alleen de oudtestamentische wonderen moeten we overdenken. Gods deugden komen vooral tot uitdrukking in de persoon en het werk van de Heere Jezus. Vooral van Zijn werken moeten we zeggen, dat ze getuigenis afleggen van Gods majesteit en heerlijkheid, genade en barmhartigheid. Jezus’ lijden en opstanding zijn het duidelijkste bewijs van Zijn genade en barmhartigheid.
Psalm 111 is in de Oude Kerk een avondmaalspsalm geworden. De verzamelde gemeente die gereed stond zich te zetten aan de tafel van het verbond, hief deze psalm aan: ‘Hij heeft degenen die Hem vrezen, spijs gegeven’ (vers 5a). Christus gaf Zijn eigen gebroken lichaam en Zijn vergoten bloed ter vergeving van de zonden! Hongerigen en dorstigen worden in het sacrament met Hem verzadigd! De avondmaalstafel is een gedenkteken van Gods genade: doet dat tot Mijn gedachtenis. Geldt het vooral niet daar: ‘Hij heeft voor Zijn wonderen een gedachtenis gemaakt’?
Zingt u al mee? De Heere is het meer dan waard! Wie in geloof op Hem ziet, heeft meer dan genoeg redenen om zich over Hem te verwonderen en te verblijden.

Ds. A.J. van den Herik